Onderzoeken Stijgende incidentie van scabiësklachten vergroot de druk op de huisartsenzorg

Schurft is bezig met een opvallende comeback in Nederland en andere hooginkomenslanden. De huidziekte, die jarenlang relatief zeldzaam was, rukt op—maar precieze cijfers ontbreken, want schurft is in de meeste gevallen geen meldingsplichtige aandoening. De huisarts is vaak het eerste aanspreekpunt bij schurftklachten – maar wat betekent dat voor de dagelijkse praktijk?

Voor dit onderzoek werden gegevens van vijf huisartsenpraktijken onderzocht, met in totaal bijna 40.000 ingeschreven patiënten, om de stijging van schurft in kaart te brengen. De onderzoekers vergeleken de periode met lage incidentie (2014–2020) met de recente piekjaren (2021–2023). Ze keken naar het aantal schurftgerelateerde episodes, hoe snel patiënten naar de huisarts gingen, hoe snel artsen de diagnose stelden én hoeveel zorg er nodig was.

Het aantal schurftgevallen nam fors toe, vooral onder vrouwen en jongeren tussen 17-25 jaar oud. Ook de werkdruk liep op. Het aantal consulten zonder behandeling of vervolgactie  van de huisarts, daalde, terwijl voorschriften voor behandeling en verwijzingen juist toenamen. Daarentegen werden patiënten iets sneller gezien én wisten huisartsen de diagnose vaker bij het eerste consult te stellen.

Deze stijging in schurftgerelateerde zorg legt een flinke druk op de eerstelijnszorg. Huisartsen en publieke gezondheidsdiensten en zullen beter moeten samenwerken om verdere verspreiding te voorkomen. Vroege herkenning, snelle behandeling en goede samenwerking tussen zorg en beleid zijn daarbij cruciaal om de uitbraak te onderdrukken.

https://bjgpopen.org/content/early/2025/08/06/BJGPO.2025.0037

Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Saskia C. van der Boor (AMPHI, Radboudumc) Ines Figaroa (AMPHI, Radboudumc en GGD Utrecht), Annemarie Uijen (AMPHI, Radboudumc), Stijn Raven (AMPHI, Radboudumc en GGD Utrecht) en Ellen van Jaarsveld (AMPHI, Radboudumc).  Het onderzoek wordt vanuit AMPHI begeleid door Stijn Raven en Cornelia Ellen H.M. van Jaarsveld).

Dit onderzoek werd mede mogelijk gemaakt door financiële steun van Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vanuit gelden voor het programma ‘Versterking infectieziektebestrijding en pandemische paraatheid GGD’en'. De financier was niet betrokken bij het opzetten van de studie, het verzamelen en analyseren van data, het besluit tot publicatie of het schrijven van het manuscript. De auteurs betuigen hun dank voor de onderzoeksinfrastructuur en ondersteuning geboden door het Consortium Academische Werkplaatsen Publieke Gezondheid Infectieziekten (CAPI)