Onderzoeken Soa bij mannelijke heteroseksuele cliënten die een sekswerker in Duitsland bezoeken

Op de centra seksuele gezondheid van de GGD’en grenzend aan Duitsland wordt de afgelopen jaren door medewerkers gesignaleerd dat prostituanten vaak in grote Duitse seksclubs zijn geweest. De mannen geven aan dat ze daar gemakkelijk zonder condoom seks kunnen hebben en dat het goedkoper is. Als Nederlandse prostituanten vaker een soa oplopen in Duitse seksclubs vergroot dit de kans op introductie en verspreiding in Nederland. Het doel van dit onderzoek is daarom om het vindpercentage van SOA’s van Duitse prostituanten te vergelijken met Nederlandse prostituanten.

Om onze onderzoeksvraag te onderzoeken hebben we data van 8 GGD’en die grenzen aan Duitsland gebruikt. Alle mannelijke heteroseksuele cliënten die zeggen in het afgelopen half jaar betaald te hebben voor seks, zijn geselecteerd.

Totaal leverde dit 2664 cliënten op. De meeste cliënten hebben een sekswerker in Nederland bezocht (82.4%). Op de tweede plek kwam een bezoek aan een ‘ander land’ (9.9%), op de derde plek een bezoek aan een Duitse sekswerker (7.8%).

Bij verdere analyse zagen we dat oudere cliënten (OR 0.6) eerder soa-positief waren. Ook hadden cliënten die 20 of meer sekspartners hadden (OR 2.9), cliënten die geen condoom gebruikt hadden bij het laatste sekscontact (OR 2.2) en cliënten die naar Duitsland zijn gegaan om een sekswerker te bezoeken (OR1.7) vaker een soa.

Met deze bevindingen kunnen we concluderen dat een Duitse sekswerker bezoeken eerder leidt tot het oplopen van een soa, in vergelijking met andere landen (waaronder Nederland). Ook al zijn prostituanten geen risicogroep meer om in aanmerking te komen voor een gratis en anonieme soa-test bij de GGD, het blijft belangrijk om deze groep goed voor te lichten, als ze zich wel aandienen op de GGD.

Resultaten

Artikel: Sexually transmitted infections in male heterosexual Dutch clients who visited German female cross-border sex workers: a 3 year retrospective study

Betrokken medewerkers

Dit onderzoek werd uitgevoerd door Karlijn Kampman, arts infectieziektebestrijding (GGD Regio Twente) met ondersteuning van Alma Tostmann en Jeannine Hautvast (Academische Werkplaats AMPHI).